Nutritionele geneeskunde in het Linus Pauling Preventiecentrum
Nutritionele geneeskunde in het Linus Pauling Preventiecentrum

De medische relevantie van micronutriënten voorbij de tekortenleer
Binnen de klassieke geneeskunde werd jarenlang enkel aandacht besteed aan extreme nutritionele tekorten (zoals scheurbuik of beriberi). Maar in de preventieve en orthomoleculaire geneeskunde kijken we voorbij die ondergrens, en richten we ons op de optimale biologische beschikbaarheid van essentiële micronutriënten – gebaseerd op epidemiologische, functionele en klinisch relevante drempelwaarden.
Nutritionele geneeskunde is dus geen alternatief gedachtegoed, maar een medisch onderbouwde benadering die cruciaal is voor het reguleren van immuniteit, veroudering, epigenetische expressie, metabolisme, hormonale balans, cardiovasculaire gezondheid en cognitieve veerkracht.
Waarom werken met epidemiologische drempelwaarden?
De referentiewaarden in klassieke labo’s geven meestal een breed normaalbereik aan dat gebaseerd is op een doorsnee populatie – maar niet noodzakelijk op een gezonde of optimale populatie. Net zoals bloeddruk- of cholesterolwaarden vandaag meer verfijnd beoordeeld worden, geldt dit ook voor micronutriënten.
Binnen het Linus Pauling Preventiecentrum hanteren we wetenschappelijk onderbouwde streefwaarden die gebaseerd zijn op epidemiologische studies, meta-analyses en klinische ervaring. Doel: het bereiken van een optimale fysiologische status, aangepast aan leeftijd, genetica, context en risicoprofiel.
Enkele belangrijke nutritionele parameters in onze praktijk
Vitamine D3 (25-OH-vitamine D)
Streefwaarde: > 75–100 nmol/L (30–40 ng/mL)
Vitamine D is een neuro-immunomodulerend hormoon met impact op botstofwisseling, immuniteit, inflammatie, stemming en hersenfunctie.
Vitamine K2 (menaquinonen)
Essentieel voor de activatie van osteocalcine en matrix Gla-eiwitten die calciumdepositie in zachte weefsels helpen voorkomen. K2 is de dirigent van het calcificatieproces,houdt calcium in het bot waar het hoort en vermijdt calcificatie van de zachte weefsels zoals o.a. in de slagaderwand.
Selenium (SEPP- en GPx-gerelateerd)
Streefwaarde: > 130-150 µg/L
Cruciaal voor glutathionperoxidaseactiviteit, schildklierenzymen, immuuncompetentie en virale respons.
Foliumzuur (actieve folaten, bv. 5-MTHF)
Streefwaarde: > 10–15 nmol/L
Essentieel voor methylering, DNA-reparatie en homocysteïnemetabolisme.
Zink
Cofactor in honderden enzymatische processen, inclusief immuunactivatie, wondheling, darmbarrièrefunctie en hormonale regulatie.
Van meten naar begeleiden: voeding en gerichte suppletie
We starten steeds met meting in bloed of plasma, waar mogelijk aangevuld met functionele of genetische inzichten. Pas dan volgt een gepersonaliseerd plan met:
– Voedingstips: verrijking met voedingsmiddelen rijk aan het ontbrekende nutriënt (bv. sardines, lever, paranoten, eidooiers, groene bladgroenten, zeewieren)
– Leefstijlaanpassingen: zonlicht, beweging, darmgezondheid, stressreductie
– Gerichte, medische suppletie: enkel waar nodig, in correcte vorm (bijv. vitamine D3 met K2, selenium als selenomethionine, zinkpicolinaat, 5-MTHF i.p.v. synthetisch foliumzuur)
Suppletie wordt nooit commercieel aangemoedigd, maar op medisch voorschrift gedoseerd, onder begeleiding van bloedwaarden en effectmonitoring.
Onderdeel van het orthomoleculaire concept
Nutritionele geneeskunde is binnen het Linus Pauling Preventiecentrum geen losse module, maar een kerncomponent van het bredere orthomoleculaire concept: het streven naar de optimale moleculaire omgeving voor het lichaam om te functioneren, herstellen en gezond te verouderen.
In tegenstelling tot “quick fix” geneeskunde, nodigt deze benadering uit tot co-creatie van gezondheid – waarbij arts en patiënt samen werken aan balans, onderbouwd door wetenschap en gedragen door ethiek.